Corona in Nederland: groene grassprietjes of een recipe for disaster?

Als we iets hebben kunnen leren van ebola, is het dat mensen – hoe dodelijk zo’n virus ook is – pas stoppen met risico’s nemen, als ze daartoe gedwongen worden.

In december 2014 stond ik in één van Sierra Leone’s meest dichtbevolkte sloppenwijken, met mijn voeten letterlijk in de ebola klei. Met een grote groep vrijwilligers kwam ik daar met noodpakketten voedsel en om preventiemaatregelen uit te leggen aan mensen in quarantaine. Het was vlak voor Kerstmis. Ebola was er op haar hoogtepunt. De bevolking was ebola-moe. Ze wilden feestvieren, kerstinkopen doen, doorgaan met leven, niet meer met ebola bezig hoeven zijn.

Buurtbewoners stuurden me naar een compound, waar bijna 70 mensen in vier grote huizen bij elkaar woonden. In deze compound zaten tientallen zieke mensen. Die ochtend waren er 17 doden opgehaald door het ebola-begrafenisteam. Een jonge vrouw zat daar op haar hurken heen en weer te wiegen, met haar ogen gesloten, haar armen als in een omhelzing om haar schouders gevouwen. “Zij is de schuldige!” riep een oudere vrouw met schelle stem. De woede weerklonk over het hele getto. Ik ging op mijn hurken voor de jonge vrouw zitten, op ruim twee meter afstand. Ze knikte met haar hoofd, haar ogen nog steeds gesloten. “Ik heb ze allemaal vermoord,” zei ze. Haar stem was vlak, maar de emotie spatte uit alle vezels van haar lichaam. Ze had het niet expres gedaan, legde ze uit. Ze geloofde gewoon niet in ebola. Terwijl in de compound schuin tegenover haar eigen huis al 58 mensen aan de ziekte waren gestorven, had ze zich gewoon niet kunnen voorstellen dat het ook haar zou kunnen overkomen.

Haar vriend, die even hogerop de heuvel apart van haar woonde, was ziek geworden. Hij zat in quarantaine. Haar eigen compound ook, maar die quarantaine was eigenlijk alleen preventief. Niemand was ziek. Dus sloop ze ’s nachts onder het lint door om haar vriend eten te brengen en hem te verzorgen. Toen ze hem op een ochtend dood aantrof in zijn kamer, hield ze hem in haar armen. Enkele dagen later werd ze zelf ziek. Niet heel ernstig, maar wel ziek. De angst voor ebola spookte door haar hoofd, maar ergens kon ze zich niet voorstellen dat ze besmet was geraakt. En ze was bang voor de reacties van haar familie. Dus hield ze het zo goed mogelijk verborgen. Het ene na het andere familielid werd ziek. Ernstig. Toen ebola in haar compound eenmaal was uitgeraasd, waren er 64 familieleden en medebewoners overleden.

Ebola en corona zijn in veel opzichten niet met elkaar te vergelijken. En toch heb ik de afgelopen weken vaak het gevoel in exact dezelfde nachtmerrie te zijn beland. Het mogen dan heel verschillende virussen zijn, met een groot verschil in morbiditeit; het effect op de samenleving is exact hetzelfde en menselijk gedrag blijft menselijk gedrag. Het hele scenario wat wij nu met de coronacrisis meemaken, heb ik eerder gezien.

De ontkenning, het optimisme, de drang naar positieve interpretatie, de hoop, het tegen beter weten in handelen, de vrees om ingrijpende maatregelen te nemen, het verhullen van de waarheid, het gegoochel met cijfertjes. Je zou de toespraken van Rutte 1 op 1 over die van de toenmalige president van Sierra Leone Koroma kunnen plakken. Er zit nauwelijks verschil in. De initiële nonchalance, de ontspannen ‘alles onder controle’ glimlach bij persconferenties, ook president Koroma benaderde zijn volk op die manier. Hoe heftiger de uitbraak werd, hoe minder er viel te verhullen, hoe meer ook de stress bij de president toenam, zoals we dat nu ook bij premier Rutte zien gebeuren.

In West-Afrika sloeg ebola het hardst toe, toen de besmette landen het idee hadden de verspreiding zo’n beetje onder controle te hebben. Toen kwam de ziekte in de overbevolkte steden aan en kwam er een lawine aan nieuwe gevallen. In zijn toespraak aan Nederland liet premier Rutte gisteren weten dat er enkele ‘groene grassprietjes’ zijn. En dat geluid horen we eigenlijk al de hele week. De maatregelen van twee weken geleden lijken effect te hebben. Het RIVM ziet een afvlakking. In Noord-Brabant zijn er minder besmettingen. Het ziet er hoopvol uit. Op de kaart zie ik echter een alarmerende verschuiving van epicentra ontstaan. Onder andere Rotterdam en Amsterdam en omgeving noteren steeds meer coronagevallen. De alarmbellen van toen, in Freetown, rinkelen kei- en keihard.

Een verspreiding van zo’n besmettelijk virus in dichtbevolkte steden, heeft een totaal andere dynamiek en snelheid dan in een gebied als Noord-Brabant. De leefomstandigheden in de steden verschillen sterk van die in de provincies en ook het gedrag en de sociale binding die mensen met hun omgeving hebben, zijn niet met elkaar te vergelijken. Woongroepen, grote gezinnen en woonruimtes met gedeelde voorzieningen, vormen een groot risico op clusterbesmettingen: vele zieken in één huishouden, geen mogelijkheid tot quarantaine en een grotere sociale afstand van bijvoorbeeld buren, die zieke gezinnen
zouden kunnen helpen.

Afgezien van de – nog steeds veel te grote groep – mensen die zich niets van corona aantrekken, zijn er zeker in de grote steden veel mensen, die zich niet aan de coronamaatregelen kúnnen houden. Een huishouden met een klein budget kan zich niet voorbereiden op een wekenlange quarantaine. Wie geen goede band heeft met de buren, kan er geen beroep op doen om boodschappen te halen. De minst zieke bewoners zullen dan toch naar buiten moeten. Die dwarse oudere dame die bij de groenteboer toch net even te dicht langs moet lopen, de man die ‘schijt aan corona’ toch per se over het midden van de stoep moet lopen, die ene moeder die haar kinderen gewoon niet in bedwang heeft, zij geven corona weer door aan hun eigen huishoudens.

Hoe langer de coronamaatregelen van kracht zijn, hoe lakser we worden, zo zit de mens nu eenmaal in elkaar. Het is op dat moment, dat het virus het hardst om zich heen zal grijpen. Niet omdat we niet willen meewerken, maar omdat we het terloops vergeten, of omdat we wel naar de winkel móeten. Omdat mensen het ziek zijn ontkennen en toch naar buiten gaan. Omdat we diep in onze harten steeds maar blijven hopen dat het allemaal wel mee zal vallen.

Het is dat constante balanceren tussen hoop en vrees, waardoor we die eerste kriebels in de keel ook aan onszelf willen blijven ontkennen. En die ontkenning gaat, zo is zovele malen al met zulke dramatische gevolgen gebleken, gepaard met overmoedig gedrag. Als je het maar hard genoeg blijft ontkennen, is het geen corona. We gaan naar buiten. Tegen beter weten in. Tenzij we zichtbaar ziek zijn, zullen velen van ons de beginnende corona blijven verstoppen. Niet uit kwaadaardigheid, maar uit angst.

In een andere sloppenwijk in Sierra Leone zat ik, op gepaste afstand, naast een stervende man van 76. Hij was blij dat hij zou sterven, ook al had hij helse pijn. Het was bij hem begonnen, de ebola. Hij had het ergens gevoeld, vertelde hij. Hij vreesde het. Maar toch was hij ervan overtuigd dat het niet waar kon zijn. Hij ging gewoon naast zijn vrouw in bed liggen, met dat spokende stemmetje in zijn hoofd. Hij was als kind al verliefd op haar geweest, vertelde hij. Vanaf zijn vijftiende waren ze samen. Ze hadden samen de oorlog overleefd, honger, drie doodgeboren kinderen en het verlies van vier kinderen op jonge leeftijd. De ebola deed hem minder pijn dan zijn geweten. Hij had haar besmet. Ze was binnen enkele dagen dood. Het verdriet brak hem, maar ook zijn weerstand. Ebola verloste hem van een leven dat voor hem pijnlijker was geworden, dan die helse ziekte zelf.

Het vertrouwen van onze minister-president in onze eigen verantwoordelijkheid is een bijzonder goed. In tijden van relatieve rust. In tijden van crisis kan dit echter de maas zijn, waardoor corona dichter en dichter bij ons kruipt. In West-Afrika kwam ebola pas onder controle toen de overheden échte maatregelen namen. Corona is nieuw en overvalt ons. Onze overheden weifelen net zo lang als die van de ebolalanden van toen. We kunnen echter onze ogen niet blijven sluiten voor de beelden van de wereld om ons heen. De lijkkisten, de vele urnen, de dramatische beelden van ic’s in andere landen.

Natuurlijk hoop ook ik, dat die grassprietjes duiden op een rooskleurige nabije toekomst en dat dat soort dingen als bij een wonder bespaard zullen blijven. Maar niemand, ook het RIVM niet, heeft er enig idee van waar precies de incubatie wordt uitgezeten en waar het straks tot uitbarsting komt. We meten niet. We hebben geen idee wie besmet raakt, waar dat is gebeurd en waar het mee naartoe wordt genomen. Volle passagiersvliegtuigen uit coronabrandhaarden, epicentra in grote steden, het lijkt een recipe for disaster. Het enige wat corona nu nog tot halt kan brengen, is een einde aan dat balanceren tussen hoop en vrees.

Harde maatregelen maken een einde aan die twijfel in onszelf. Als we namelijk iets hebben kunnen leren van ebola, is het dat mensen – hoe dodelijk zo’n virus ook is – pas stoppen met risico’s nemen, als ze daartoe gedwongen worden.