Beste premier Rutte, wanneer neemt u eens ‘eigen verantwoordelijkheid’?

Tijdens de ebola epidemie in Sierra Leone hield ik me vaak staande met de gedachte aan Nederland. Ik was daar als hulpverlener, als onderzoeker, als voorlichter, als alles eigenlijk, want er was tekort aan alles en vooral aan mensen die konden helpen. Dus deed ik wat ik kon. Het was vaak een ware hel. Ik zei in die tijd misschien wel duizend keer op een dag tegen mezelf: “In Nederland had dit nooit kunnen gebeuren. In Nederland zouden ze dit meteen hebben aangepakt. In Nederland zou zo’n epidemie binnen no-time onder controle zijn geweest. In Nederland zou een mensenleven iets waard zijn geweest. In Nederland, zou iedereen samenwerken om te voorkomen dat mensen eenzaam moeten sterven. In Nederland zouden zorgmedewerkers nooit, maar dan ook nooit zonder adequate beschermingsmiddelen het hol van de leeuw ingestuurd worden. In Nederland, zouden we voor elkaar zorgen.” Het was mijn warme deken. Want de onmenselijkheid die ik daar zag, in de eerste fase van de ebola epidemie, kende zijn weerga niet. Ik was er kapot van.

Natuurlijk kwam dat deels omdat ik veel ernstig zieke mensen zag die buiten, op de grond, lagen te creperen. Omdat ik mensen zag sterven. Omdat ik mensen zag die andere mensen uitbuitten. Die voedsel stalen van mensen die in quarantaine zaten. Hoe soldaten binnen gingen bij jonge meisjeswezen in quarantaine, we kunnen alleen maar raden waarom. Het was Ă©Ă©n lange aaneenrijging van verschrikkingen. Maar vooral de politici die niet verhulden dat ze helemaal niet zo hun best wilden doen om ebola te bestrijden, maakten op mij een diepe indruk. De grove onmenselijkheid. De belangen die de boventoon voerden. Het leed. En de diepe, diepe wonden die onder de bevolking werden geslagen, waarvan de genezing nog lange tijd zal vergen. Dat gevoel dat je nergens veilig bent, niet voor je eigen veiligheid kunt zorgen, dat je je geliefden niet kunt beschermen. Dat niet alleen je gezondheid op het spel staat, maar je hele leven, in al haar facetten. En dat je gewoon machteloos bent. Het gaf mij – en vele anderen daar trouwens – zoveel stress en pijn, dat ik er een knoeperd van een Post Traumatisch Stress Syndroom aan overhield.

Veilig terug in Nederland, herstelde ik traag. Dagen, weken, maanden gingen voorbij terwijl ik staarde. Ik bracht mijn dochter om kwart over acht naar school, zette mijn alarm om tien voor twee ‘s middags – dan moest ik haar weer ophalen – ik ging zitten met mijn koffie en na wat voor mijn gevoel vijf minuten leek, ging dat alarm alweer. Zo ging dat vele maanden lang. Dag in, dag uit. Ik kwam er bovenop. Toen kwam corona. Beroerd, maar ik slaakte een zucht van verlichting dat ik in Nederland was. Wat had ik er vertrouwen in dat het hier binnen een mum van tijd onder controle zou zijn. En toen kwam Jaap van Dissel op televisie. “Zoals het er nu naar uitziet, lijkt corona het meest op de gewone griep.”

Bam. De pandemie drong inderdaad niet door tot Nederland, maar helaas niet op de manier zoals ik daar op gehoopt had. Het drong gewoon niet door. “Griep.” Met afgrijzen zag ik u, premier Rutte, grapjes maken over een potentieel dodelijk virus. Dat stomme handen schudden, wat best kon. Carnaval vieren, kon best. Op wintersport, allemaal geen probleem. De dĂ©jĂ -vu. En toen die historische toespraak over groepsimmuniteit. Hoe kon ik twee keer achter elkaar, in zo’n korte tijd, in zo’n nachtmerrie terechtgekomen zijn? Er zat bepaald geen empatische toon in die speech. De meesten van ons zouden corona krijgen, punt. Bepaald door de Nederlandse overheid. Punt. Een onbekend virus en een onbekende ziekte. Geen keuze. Geen enkele manier om jezelf ertegen te beschermen.

Het was nogal een moeilijke boodschap, maar u bleef nuchter. Goedlachs. Schalks. Nederland bleef ook nuchter en vond het prachtig. “Als Ă©Ă©n man achter Rutte!” De kranten stonden er vol mee: “Rutte is een echte staatsman.” “Hoeder van de natie.” “Een echte leider!” Hoe ironisch, want dat hele idee van ‘groepsimmuniteit’ was natuurlijk dĂ© manier om juist gĂ©Ă©n leider te hoeven zijn. Om niet de touwtjes in handen te hoeven nemen. Om zo min mogelijk in te hoeven grijpen. Om niet de verantwoordelijkheid te nemen. Of zoals u het zo mooi zei op 8 mei “om niet de baas te hoeven spelen”.

“Nederland is geen kinderspeeltuin.” Zo min mogelijk dwang, geen strikte handhaving, ook al doen andere landen dat wel om het virus te bestrijden. U zou niet in zo’n land willen wonen. Dat zal allemaal best, maar sinds augustus laat peiling na peiling zien: dat is wel wat de meerderheid van de bevolking van u verwacht: “Meerderheid van Nederlanders voorstander van strenge en algehele lockdown“, “81 procent wil dat coronaregels verplicht worden”, “Twee op drie Nederlanders willen strengere aanpak” en volgens de laatste peiling van 19 november wil, ondanks de gedeeltelijke lockdown, nog altijd zes op de tien Nederlanders een strengere aanpak. U zegt: “eigen verantwoordelijkheid”. De bevolking zegt: “dat lukt met strenger beleid”. En laten we wel wezen: Als ik “maar niet zo stom moet zijn om tĂłch in het overvolle OV te stappen”, hoe moet ik dan naar mijn werk forenzen? Welke ‘eigen verantwoordelijkheid’ moeten we in dit geval van onze medeburgers eisen, die in die overvolle trein ook gewoon op weg zijn naar school of werk?

Kinderen en jongeren kunnen de risico’s helemaal niet vermijden, maar moeten van u zelfs naar scholen met besmettingen toe blijven gaan. Zij infecteren hun gezinnen en andere contacten. En weet u wat het wrange is? Dat veel mensen daar een schuldgevoel over hebben. En mensen die zichzelf meer zouden willen beschermen maar dat simpelweg niet kunnen, die lijden steeds meer onder dat gevoel van machteloosheid. Sommigen voelen zich niet meer thuis in hun land, hebben geen vertrouwen meer in de politiek en soms zelfs, voelen ze zich niet meer prettig bij hun eigen familieleden, die vinden dat zij zelf de risico’s mogen inschatten en daarmee ook anderen in gevaar brengen. Machteloosheid. Het verspreidt zich net zo snel als het virus. En die machteloosheid, premier Rutte, leidt tot depressieve gevoelens, trauma’s, overspannenheid, verdriet en burnout. Sommige mensen zullen er PTSS aan overhouden. Zeker die mensen in de zorg- en hulpverlening, leerkrachten en andere werknemers in vitale beroepen die zich niet veilig voelen en zich niet adequaat tegen dit virus kunnen beschermen, maar die wĂšl de samenleving draaiend moeten houden. Want die taak, rust voornamelijk op hĂșn schouders. Wanneer neemt u daar, premier Rutte, eens Ășw ‘eigen verantwoordelijkheid’ voor?

De meerderheid van de Nederlanders heeft u nu zo vaak proberen duidelijk te maken niet met dit virus te willen leven. Ik ook niet. En misschien extra wrang voor mij dat Sierra Leone het tijdens deze pandemie nu juist zo goed doet. Gewoon, doordat er nu wel doortastend wordt opgetreden. Omdat de president het heft in handen neemt. Omdat men intussen geleerd heeft dat belangen van allerlei machthebbers en experts de samenleving veel schade toebrengen. Omdat men geleerd heeft wat empathie is. Dat een mensenleven waarde heeft, dat niet in geld uit te drukken valt. Ik kijk toe hoe nu in Nederland mensen in eenzaamheid moeten sterven. Hoe zorgmedewerkers zelf ziek worden, of de ziekte overbrengen op de meest kwetsbare mensen in de samenleving, gewoon omdat de overheid niet voldoende investeert in beschermingsmiddelen.

Ik zie toe hoe ieder greintje medemenselijkheid uit deze samenleving verdwijnt. Hoe er tweespalt ontstaat. Hoe de virusontkenners als kleuters in een speeltuin stampvoetend eisen dat de samenleving speciaal voor hen doordraait. En hoe u, beste premier, uw oren vooral naar hĂšn laat hangen, die minder maatregelen willen. Nog geen 12% van de bevolking.

Gelukkig kan ik er nu wat beter afstand van nemen. Posttraumatische stress zal ik er niet van krijgen. Ik weet inmiddels dat het kwartje op een dag toch zal vallen. Geen land ter wereld zal met zo’n virus kunnen leven en dan moeten we alsnog alles op alles zetten om corona te bestrijden. Het zal langer duren en behoorlijk pittig zijn de bevolking dan nog mee te krijgen, maar het zal lukken. Uiteindelijk.

Maar ik hou mijn hart vast voor alle Nederlanders die zich in een hoek gedrukt voelen door dit beleid. Voor de Nederlanders die al sinds maart in zelfisolatie zitten en nog geen woord van medeleven van u hoeven te verwachten. Ik hou mijn hart vast voor de jongere generaties, die zich op een dag zullen realiseren dat de pandemie op hun schouders rust en dat we hen willens en wetens aan risico’s blootstellen. Ik hou mijn hart vast voor de depressies en desillusies die komen voor de mensen in de cultuur-, evenementen- en horecasector, omdat zij vermalen worden onder de grove wielen van dit coronabeleid. Dat hun levens en hun toekomst ondergeschikt worden gemaakt. Omdat we een kabinet hebben dat geen verantwoordelijkheid wil nemen. Omdat we een premier hebben, die “de baas niet wil zijn”.

U heeft de mond vol van “eigen verantwoordelijkheid”, beste premier Rutte, maar wanneer gaat u het goede voorbeeld geven? U bent niet “bij gebrek aan een goed excuus op deze plek gekomen”. U bent op deze plek gekomen omdat veel mensen op u hebben gestemd. Omdat de rest van de bevolking u als ‘leider’ accepteert en u die taak ook heeft gegeven. Wanneer, beste premier Rutte, kunnen we verwachten dat u dĂĄĂĄr eigen verantwoordelijkheid in neemt? Want we weten allemaal best, dat wat nu gebeurt met corona, in Nederland eigenlijk niet zou mogen gebeuren.

De Nederlandse keuze voor ‘groepsimmuniteit’ blijkt desastreus

China, Nieuw-Zeeland, Australië, maar ook landen als Sierra Leone, Liberia en Guinee laten zien dat het nieuwe coronavirus bestreden kan worden. Aan de eigenschappen van het virus ligt het dus niet. En het gedrag van mensen kan dus blijkbaar wÚl doeltreffend ingezet worden om het virus terug te dringen. Dus, als het niet aan het gedrag van het virus ligt en ook niet aan het gedrag van de mens, dan speelt er iets anders. Wat hebben deze landen met elkaar gemeen, waardoor het hen wel lukt om het virus te bestrijden?

Landen die volgens de Global Health Security Index (GHSI) het best voorbereid waren op een gezondheidscrisis, tellen de meeste coronaslachtoffers en krijgen de situatie slecht onder controle. Nederland staat op plaats drie in deze index en scoort met ruim 10.000 sterfgevallen tegelijkertijd hoog in de wereldranglijst van COVID-19[1]. Op een 7e plaats doet Nederland het, ondanks de goede gezondheidszorgcapaciteit, ronduit slecht.

Opmerkelijk wellicht doen veel landen die lager scoren in de GHSI, het een stuk beter in de bestrijding van het virus. In Zuid-Korea (op nummer 10), Nieuw-Zeeland (35), MongoliĂ« (46), Vietnam (50) en China (51) lijkt de crisis grotendeels onder controle. Analyses over het succes van deze landen lopen uiteen van ‘sterk leiderschap’ tot ‘ervaring met uitbraken van infectieziekten’. Nederlandse analytici verwijzen vaak naar gunstige ‘culturele factoren’ maar ook naar de geĂŻsoleerde geografische ligging van sommige van deze landen, waardoor het voor hen makkelijker zou zijn ‘corona’ onder controle te krijgen.

Ligt het aan het virus, of aan het gedrag?

Voor Nederlandse politici vormen deze analyses, hoewel ze niet onderbouwd worden, genoeg reden om zich niet te verdiepen in de gemeenschappelijke werkwijze die deze landen hanteren en die hun successen goed kan verklaren. Want landen als China, Nieuw-Zeeland en Australië laten zien dat het virus zelf best teruggedrongen kan worden.

Aan de eigenschappen van het virus ligt het dus niet. En het gedrag van mensen kan dus blijkbaar wĂšl doeltreffend veranderen. Dus, als het niet aan het gedrag van het virus ligt en ook niet aan het gedrag van de mens, dan speelt er iets anders. De landen die SARS-CoV-2 wĂšl onder controle hebben lijken in verschillende opzichten helemaal niet op elkaar. Niet in geografisch opzicht, niet in cultureel opzicht en ook niet in politiek opzicht. Toch hebben die landen Ă©Ă©n ding met elkaar gemeen: ze zetten voornamelijk in op preventie.

Is zorgcapaciteit nodig voor de bestrijding van SARS-CoV-2?

Laten we de drie landen die het hoogst scoren in de GHSI nu vergelijken met landen die onderaan die lijst bungelen, landen met weinig gezondheidszorgcapaciteit, slechte infrastructuur en nauwelijks (bio)medische expertise, diagnostische tools en andere middelen om een uitbraak van een onbekende infectieziekte te bestrijden.

GHSI vergelijking
Global Health Security Index

Landen met hoge mobiliteit, evenveel buurlanden als Nederland en met een open economie, maar die in tegenstelling tot Nederland, tot de armste landen ter wereld behoren: Guinee, Sierra Leone en Liberia, de drie landen die in de meest recente geschiedenis (2014-2016) succesvol een enorme gezondheidscrisis (ebola) hebben bestreden.

Deze landen kunnen vanwege de beperkte gezondheidszorg niet sturen op ziekenhuiscapaciteit, zoals Nederland dat doet. Immers, ook Nederland bleek niet over voldoende mankracht en capaciteit te beschikken. Toen die landen te maken kregen met de eerste positieve COVID-gevallen op hun grondgebied, kozen zij dan ook direct voor een rigoureuze aanpak.

Hoe verschillend is de aanpak van deze West-Afrikaanse landen nu met de bestrijding van ebola in 2014-2016, toen de drie ebolalanden eigenlijk alle fouten maakte die Nederland nu in deze pandemie maakt: te traag ingrijpen, weinig investering in voorlichting, de bevolking werd niet betrokken om paniek te voorkomen en meer dan eens werd het bijltje er bijna bij neergegooid omdat men ervan overtuigd raakte dat ebola endemisch was geworden en de regio met de ziekte moest leren leven.

De ebolalanden streden twee jaren tegen dat virus. Hun landen werden van buitenaf hermetisch afgesloten en ook binnen hun landsgrenzen lag het leven er nagenoeg stil. Wijzer geworden door de bestrijding van ebola, namen deze landen met COVID-19 geen enkel risico. Alles wordt ingezet op preventie; dit virus zal geen voet aan de grond krijgen. Waar het in Sierra Leone tijdens de ebola-epidemie de grootste moeite kostte om overheid en bevolking ervan te overtuigen dat het mogelijk was ‘to Kick Ebola’: van ebola af te komen, werd ‘Kick Covid’ tijdens deze pandemie al snel de officiĂ«le slogan.

Met SARS-CoV-2 grijpen de voormalige ebolalanden rigoureus en hard in. Met resultaat. Waar Nederland bijna 60 sterfgevallen per 100.000 inwoners heeft, zijn dat er in Sierra Leone, Liberia en Guinee respectievelijk 1,2 en 1.

Vroeg ingrijpen maakt het verschil

In tegenstelling tot Nederland, kozen de voormalige ebolalanden voor een duidelijk doel: geen SARS-CoV-2 binnen de landsgrenzen. Met weinig zorgcapaciteit, (bio) medische expertise en hulpmiddelen, zeer slechte infrastructuur en uiterst kwetsbare economieën (nog herstellend van burgeroorlogen en de ebolacrisis) moesten deze landen het virus bestrijden.

Guinee registreerde de eerste besmetting op 13 maart 2020. Eind maart waren de besmettingen opgelopen naar 16, waarna op 4 april werd besloten de grenzen te sluiten, een vergaande lockdown en een avondklok in te stellen. Vergaande maatregelen, terwijl er nauwelijks sprake was van lokale transmissie.

Liberia registreerde de eerste COVID patiënt op 16 maart 2020 en het tweede geval gelijk de dag daarna. Scholen en universiteiten werden direct gesloten. Op 22 maart werd de noodtoestand uitgeroepen. Op 10 april volgde een vergaande lockdown, voor grote delen van het land.

En Sierra Leone riep de noodtoestand uit nog voordat het land de eerste besmetting registreerde op 29 maart 2020. Direct na de constatering van de tweede besmetting, volgde op 5 april een 3-daagse totale lockdown, werd reizen tussen de districten verboden, sloten de grenzen, werden mondneusmaskers dringend geadviseerd, werd er een avondklok ingesteld (tussen 21:00 en 06:00 uur) en gold ook na de driedaagse lockdown het dringende advies aan de bevolking zoveel mogelijk thuis te blijven. Besmette personen werden strikt geĂŻsoleerd en contacten van besmette personen moesten direct in verplichte quarantaine.

In Nederland werd minder voortvarend gereageerd. Nederland registreerde het eerste COVID geval op 27 februari 2020. Op 6 maart volgde het eerste sterfgeval. Op diezelfde dag werd inwoners van Noord-Brabant geadviseerd hun sociale contacten te beperken als zij symptomen vertoonden. Drie dagen later adviseerde premier Rutte de bevolking geen handen meer te schudden en werd inwoners van Noord-Brabant gevraagd zoveel mogelijk thuis te werken. Op 10 maart werden evenementen in Noord-Brabant verboden. Pas op 23 maart, bij 4.749 positieve gevallen en 213 sterfgevallen, bijna een maand na de eerste besmetting, werd er een intelligente lockdown ingesteld: een gedeeltelijke lockdown waarbij winkels open mochten blijven en de grenzen open bleven. Isolatie van COVID patiënten was en is niet aan de orde en zelfquarantaine van zowel COVID patiënten als hun contacten is geheel vrijblijvend.

Doel en strategie

Waar men in Sierra Leone, Liberia en Guinee direct koos voor een zogenaamd ‘zero covid’ beleid, koos Nederland een andere route. Als een van de weinige landen ter wereld, accepteerde Nederland dat dit nieuwe virus onder de bevolking rond mocht gaan.

In Nederland werd dus niet gekozen voor bestrijding, maar voor gecontroleerde verspreiding, om zo groepsimmuniteit te bereiken. In zijn historische toespraak aan de Nederlandse bevolking liet premier Rutte weten dat hij geen gemakkelijke boodschap had: “De realiteit is, dat het coronavirus onder ons is en voorlopig ook onder ons zal blijven. Er is geen eenvoudige of snelle uitweg uit deze zeer moeilijke situatie. De realiteit is ook dat de komende tijd een groot deel van de Nederlandse bevolking met het virus besmet zal raken.”

In zijn eerste toespraak aan de bevolking legde president CondĂ© van Guinee juist de nadruk op solidariteit tussen bevolking en politiek, om gezamenlijk de verspreiding te stoppen. Zijn belangrijkste boodschap: “In afwachting van een effectief vaccin is preventie het beste wapen dat we tot onze beschikking hebben.”

President Weah van Liberia zei: “We kunnen dit virus verslaan als we ons er allemaal toe verbinden alle beschreven maatregelen te respecteren. Als we ongedisciplineerd zijn, zullen we de oorzaak zijn dat het zich verspreidt. Maar als we ons netjes gedragen en alle voorschriften en gezondheidsmaatregelen naleven, kunnen we ook de remedie zijn die Corona in ons land zal stoppen.” In een speciale ‘corona virus song’ inspireerde de president zijn bevolking samen te “vechten voor Liberia” en gezamenlijk het coronavirus te bestrijden.

En ook president Maada Bio van Sierra Leone vertolkte deze boodschap van preventie: “We zijn vastbesloten om de incidentie en verspreiding van het virus te voorkomen.” In een samenwerking met populaire Sierra Leoonse artiesten, maakte de president in een intro van een covid song duidelijk, dat politiek en bevolking samen stonden in de “oorlog tegen corona”.

Het verschil in beleid tussen Nederland en de voormalige ebolalanden, tekent zich nu – na 8 maanden – duidelijk af. Waar Sierra Leone, Guinee en Liberia in stappen weer terug kunnen keren naar hun ‘oude normaal’ en daarbij de schade aan de economie en de volksgezondheid tot een minimum hebben weten te beperken, lijkt het erop dat Nederland tot maart in ‘gedeeltelijke lockdown’ zal moeten blijven – de tweede – met veel schade aan de economie en aan de volksgezondheid als gevolg.

Het geheime recept: Preventie, empathie, voorlichting

Wat zou Nederland kunnen leren van de voormalige ebolalanden? Ten eerste, dat snel en rigoureus ingrijpen het beste resultaat geeft. Waar in Nederland steeds de nadruk ligt op ‘wetenschap’ en ‘rationaliteit’ – voor de meeste mensen lijkt het op de gewone griep – wordt daar in de voormalige ebolalanden weliswaar een stevige basis gevonden in de wetenschap, maar ligt de nadruk vooral op empathie: van politiek leiders voor de bevolking, en van burgers voor elkaar. In overheidscommunicatie zit altijd een stevige dosis empathie en wordt de dodelijkheid van het virus altijd benoemd.

Empathie en voorlichting zijn noodzakelijk om de bevolking mee te nemen en te stimuleren de eigen vrijheden op te geven voor het collectief. Maar belangrijker nog: mensen moeten weten hoe ze kunnen voorkomen dat ze SARS-CoV-2 verspreiden, wat de (eerste) symptomen zijn van de ziekte COVID-19 en waarom het van belang is dat zij zich isoleren als ze besmet zijn. Voorlichting is de beste preventie. En daar zet Nederland weinig op in, terwijl voorlichting voor de voormalige ebolalanden nagenoeg het enige wapen is dat zij in kunnen zetten in de ‘strijd tegen corona’.

Hoe zet Sierra Leone voorlichting in om verspreiding te voorkomen? Zelfs voor kleine kinderen is voorlichtingsmateriaal beschikbaar om preventie te bevorderen en verspreiding tegen te gaan. Een nationale COVID-19 themesong legt alle preventie en symptomen op een heel eenvoudige en toegankelijke manier uit, in de meest voorkomende verschillende stammentalen. Sierra Leone is zich ervan bewust: je moet niet alleen alles van het virus weten, het gaat vooral om de mindset van de bevolking. ‘LΔ wi kam tugΔda 
 lΔ wi push am na do.’ Gezamenlijk corona eruit gooien. Weg met de onderlinge strijd. ‘Corona fΔt na wi Ś›l fΔt.’ De strijd tegen corona, is een gezamenlijke strijd. De bevolking is bewust en goed voorgelicht. Van jong tot oud, iedere burger weet wat hem of haar te doen staat. Elkaar beschermen. Het doel: weg met corona.

Van de ervaringen die die landen hebben opgedaan met ebola, de fouten, maar vooral hoe zij de lessons learned inzetten en nu corona bestrijden, daar kan de wereld veel van leren. Nederland, waar corona vooral het domein is van experts en politici en waar de bevolking nauwelijks het verschil weet tussen een verkoudheid en COVID-19, zou kunnen leren wat preventie inhoudt, hoe je de bevolking bij de bestrijding betrekt en hoe belangrijk de mindset van de bevolking is[2][3].         

Op verkeerde voet begonnen

Dat het virus ‘gecontroleerd laten verspreiden’ niet de best mogelijke strategie was, erkennen politiek en de bij het beleid betrokken wetenschappelijk adviseurs inmiddels ook. En toch kiest Nederland nog altijd niet voor preventie. Waar ingezet zou kunnen worden op veel testen, doortastend traceren, stringent isoleren van besmette personen en consequent in quarantaine plaatsen van hun contacten, wacht Nederland af tot een vaccin groepsimmuniteit zal opleveren. Een uiterst riskante strategie, aangezien nog helemaal niet bekend is of de nu ontwikkelde vaccins daadwerkelijk immuniteit zullen geven. Nu inzetten op voorlichting en preventie biedt zekerheid en een snellere terugkeer naar het ‘oude normaal’. En misschien, als we daar vóór sinterklaas al mee beginnen kunnen we dan net als Wuhan – waar de pandemie begon – dan in de winter alweer beginnen met ‘leven’. In Wuhan is alles weer open. Zelfs grote evenementen kunnen doorgaan. De economie herstelt zich. Als we gewoon zouden kunnen toegeven dat we verkeerd begonnen zijn en bereid zouden zijn te leren van andere landen, dan zouden ook wij vrij van corona kunnen zijn. Op onze eigen manier, maar wel met hĂșn succesformule: bestrijden, in plaats van verspreiden.

Dit artikel is gebaseerd op het onderzoekspaper ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’ van Ginny Mooy, Myrna Over en Karlijn Roex. Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beĂŻnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’.


[1] Op 6 november 2020 (cijfers obv oversterfte)

[2] Hoe begrijpelijk is de corona communicatie voor laaggeletterden – Dorien van Linge – OneWorld.nl

[3] ’Chronische stress en uitstel van zorg: Coronamaatregelen treffen laaggeletterden harder’- Een Vandaag


Hoe de overheid complotdenken over corona aandrijft

Hoe de overheid complotdenken over corona aandrijft

Tijdens deze pandemie zien we wereldwijd een grote drang naar het vergaren van zoveel mogelijk informatie. Zeker als mensen een hoge mate van onzekerheid ervaren en niet makkelijk toegang hebben tot betrouwbare informatie, is de zucht naar het zoeken naar informatie groot. Veel mensen zijn actiever op de sociale media, lezen wetenschappelijke informatie buiten hun eigen vakgebied of begripsniveau en zoeken naar gelijkgestemden om ideeën en visies mee uit te wisselen. Het leidt tot meningsverschillen, ruzies, maar ook tot verbroedering en het vormen van complot- en actiegroepen. In landen waar overheden zelf belangrijke verspreiders van mis- of desinformatie zijn (zoals Nederland) is er meer impuls tot dergelijke bewegingen.

We worden overspoeld met informatie. Wie goed van alles op de hoogte wil blijven, heeft daar bijna een dagtaak aan. Het grote plaatje overzien, is voor mensen met een baan, school, het huishouden, sport, ontspanning en de zorg voor anderen welhaast onmogelijk. De meeste mensen kunnen zich daarom slechts ontfermen over hun eigen situatie. Zorgen en praktische problemen zijn voor velen acuut.

Overconsumptie van media informatie gerelateerd aan COVID-19 vergroot de onzekerheid: mensen ervaren meer ongerustheid, angst, stress en zelfs gevoelens van depressie. Om gevoelens van onrust en ongewenste gedragsverandering te beperken, moet de overheid meer de regie nemen en ervoor zorgdragen dat burgers altijd in begrijpelijke taal beschikking hebben over de nieuwste informatie; informatie die niet onverklaarbaar afwijkt van de dan geldende gangbare internationale denkwijzen en waarbij steeds duidelijk wordt uitgelegd waar nog onzekerheid over is en waarom dat zo is.

We begrijpen ‘corona’ helemaal niet

Wat wij in Nederland ‘corona’ noemen, is een nieuw virus welke een nieuwe ziekte veroorzaakt. Maar hoezo is ‘corona’ nieuw? Want coronavirussen bestaan al heel lang. Voor veel mensen is ‘corona’ gewoon een variant op de ons bekende coronavirussen (een zware verkoudheid) of een nieuw soort ‘griep’, voornamelijk gevaarlijk voor oudere mensen en mensen met een ‘zwakke gezondheid’.

‘Corona’ beheerst ons hele leven en toch begrijpen we er maar weinig van. Ergens logisch, want ook de wetenschap ‘weet’ nog niet veel van dit nieuwe virus. Maar de hele simpele basis zou toch eenvoudig te communiceren moeten zijn. Dit virus is inderdaad een coronavirus, maar een nieuwe variant. Deze nieuwe variant (SARS-CoV-2) veroorzaakt een nieuwe ziekte (COVID-19). Het ziektebeeld lijkt inderdaad op dat van een verkoudheid, maar dat wij het verschil tussen een ‘gewone’ verkoudheid en corona niet kunnen aanvoelen, begrijpen veel mensen niet, of willen dat niet begrijpen, wat ruimte biedt om de risicomarge wat ruimer te maken. ‘Het zal wel een verkoudheid zijn.’ Sommige mensen blijven thuis en laten zich testen, de meeste mensen echter niet.

Daarnaast is er een groep mensen die ‘niet meer mee wil doen’ en doelbewust met COVID-achtige klachten onder de mensen gaan. Sommigen van hen geloven niet in het bestaan van deze nieuwe ziekte en sommigen geloven niet dat ze daadwerkelijk een ander persoon zullen besmetten. ‘Het beschermende muurtje’ betekent voor hen dat ‘kwetsbare’ mensen zichzelf tegen besmetting moeten beschermen, als ze dat willen. Na negen maanden coronacrisis steekt in de Nederlandse media nog bijna wekelijks de kop op dat een tweestromensamenleving mogelijk en wenselijk zou zijn: kwetsbaren krijgen een veilige, covidvrije zone en de jongere, niet ‘kwetsbare’ burgers kunnen zich dan weer vrij in de samenleving bewegen.

Vele discussies en onrealistische denkbeelden zouden makkelijk te ontkrachten zijn, door meer informatie te geven. Nu blijft het leed van coronaslachtoffers in Nederland grotendeels verborgen: in de media, maar ook in overheidstoespraken wordt weinig aandacht besteed aan de (langdurig) zieken en gestorvenen. Aangezien nog veel Nederlands zelf niemand kennen die (ernstig) ziek is geworden van COVID-19, blijft de crisis voor hen ook ongrijpbaar.

Door weinig aandacht te besteden aan de gevolgen voor de mensen in risicogroepen en na te laten de grote onderlinge verbondenheid en verwevenheid tussen alle mensen in de samenleving uit te leggen, houdt de overheid de illusie dat een tweestromensamenleving ĂŒberhaupt mogelijk zou zijn in stand. Het ‘beschermende muurtje’ is in de praktijk onmogelijk gebleken. Toch refereert de overheid hier in persconferenties nog steeds aan en geeft daarmee teveel stof tot discussie.

De overheid als verspreider van misinformatie

Niet alleen geeft de overheid teveel ruimte voor discussie en speculatie, de Nederlandse overheid en de overheidsinstituten zijn tijdens de epidemie in Nederland de grootste verspreiders van misinformatie gebleken. Toen wereldwijd over een pandemie werd gesproken en een virus met veel ernstiger ziektebeeld en gevolgen dan influenza, sprak premier Rutte in persconferenties nog altijd over ‘een griepje’. En waar vele landen vergaande maatregelen troffen om het virus buiten de landsgrenzen te houden, grapte de premier in een televisie interview dat handen schudden geen enkel gevaar opleverde. De behoefte aan meer informatie werd daar gecreĂ«erd.

Sinds die eerste overheidsboodschappen over SARS-CoV-2 heeft de overheid vaker (via ministers, maar ook via de overheidsinstituten) informatie verspreid die haaks staat op internationale bevindingen en ervaringen. Op het gebied van mondneusmaskers voor het publiek bijvoorbeeld, in richtlijnen voor zorgmedewerkers en met betrekking tot de bevattelijkheid en besmettelijkheid van kinderen. De symptomenlijst op de website van het RIVM wijkt af van internationale lijsten. Datzelfde geldt voor de identificatie van risicogroepen. OMT-voorzitter Jaap van Dissel haalde tijdens kamerbriefings meermaals reeds ontkrachte wetenschappelijke onderzoeken aan, verschillende OMT-leden treden naar buiten met inzichten die afwijken van onderzoeken uit buitenlanden en de overheid zegt in persconferenties deze inzichten te vertalen naar beleid.

Zonder een onuitputtelijke opsomming te willen geven: het valt veel burgers op dat de
(wetenschappelijke) informatie in Nederland vaak afwijkt van kennis die in andere landen wordt opgedaan. Soms wordt informatie gaandeweg stilletjes aangepast op websites van de rijksoverheid, het RIVM en de LCI. Dit wekt de indruk dat dingen verborgen worden gehouden. Dit leidt bij veel burgers tot een drang naar het zoeken van ‘kloppende informatie’, waarbij informatie vaak als ‘kloppend’ wordt beschouwd als het de eigen vermoedens of inzichten bevestigt.

Het coronabeleid schept verwarring

Hoewel de schijnwerper sterk gericht staat op alle excessen, is het wantrouwen in overheidsinformatie over corona groter en verspreid over een veel meer diverse groep Nederlanders: een op de tien Nederlanders gelooft dat er vieze spelletjes gespeeld worden, 7% gelooft dat grote bedrijven binnen de farmaceutische industrie opzettelijk ziektes verspreiden om medicijnen te kunnen verkopen, nog eens 7% gelooft dat het coronavirus is ontwikkeld door de Chinese overheid. Ruim 4% gelooft dat samen met het toekomstige vaccin een chip zal worden geĂŻnjecteerd om mensen permanent te blijven volgen en 2% gelooft dat het virus een manier is om de effecten van 5G-torens te verdoezelen[1].

De corona-aanpak van het kabinet zorgt voor veel verwarring. Wat is nu het doel en wat is de strategie? Wat is ‘maximale controle’? En wat is eigenlijk ‘sturen op ziekenhuiscapaciteit? En is het nu wel of niet de bedoeling dat ‘jonge, gezonde mensen’ besmet raken? Hoe bereiken we die groepsimmuniteit als we anderhalve meter afstand moeten houden? Waarom kunnen die ‘kwetsbare’ mensen zich maar niet afschermen? Moet de jongere bevolking daar echt onder lijden? Het leven zou gewoon door kunnen gaan, (bijna) zoals normaal, als die groepen ervoor zorgen dat zij niet besmet raken. Videobellen met opa en oma en in de tuin op bezoek en we zijn een eind op weg naar groepsimmuniteit. En ‘kwetsbaren’ moeten toch zelf kunnen bepalen of ze het risico op besmetting en ziekte willen aanvaarden?

Het beeld dat hier wordt geschetst is geen ‘eigenwijze’ misinterpretatie van ‘asociale mensen’, maar de officiĂ«le Nederlandse strategie. Rutte heeft geen tweede toespraak gehouden, waarin deze strategie herzien werd. Sterker nog; bij iedere persconferentie spreken premier Rutte en minister De Jonge nog altijd over ‘maximale controle’, beschermen van de kwetsbaren en ‘de zorg niet overbelasten’, terwijl premier Rutte tegelijkertijd ontkent ooit een toespraak te hebben gehouden over groepsimmuniteit. Het onderwerp was meermaals onderdeel van lange kamerdebatten en werd nooit duidelijkheid gegeven. Het blijft voor zowel de bevolking, als voor vele Tweede Kamerleden nog altijd onduidelijk welk doel de overheid nu nastreeft. Dit geeft aanleiding tot gevoelens van wantrouwen, of het gevoel ‘voorgelogen te worden’. Veel burgers hebben zelfs het gevoel gedwongen mee te werken aan een (bio)medisch experiment.

De infodemic risk

Het vergaren van online informatie zeker niet zonder risico’s: binnen echokamers en filterbubbels horen we steeds dezelfde perspectieven op de zaak, waarbij geruchten en ander onbetrouwbaar nieuws zich snel verspreiden. Vooral in deze tijden van stress en gevoelde schaarste zijn we minder in staat om informatie te beoordelen op hun betrouwbaarheid. We worden makkelijker beïnvloedbaar door desinformatie. Uit onderzoeken blijkt dat een meerderheid van de mensen vaak (online) wordt blootgesteld aan bekende geruchten over COVID-19. We worden geacht kaf van koren te kunnen onderscheiden en informatie goed in te kunnen schatten, zonder daarvoor hulpmiddelen te krijgen of met gedragswetenschappelijk ingericht communicatiebeleid.

In de overheidscommunicatie lijkt er amper aandacht voor de rol van digitale communicatie in de verspreiding van foutieve informatie (de zogeheten ‘infodemic risk’). Sterker nog, de overheid schiet zelf tekort op een aantal kernregels van risicocommunicatie: bijvoorbeeld erkennen wanneer je iets nog niet goed weet, duidelijk toegeven als je vergissingen hebt gemaakt, en het bieden van enig perspectief.

In een samenleving die zo sterk streeft naar duidelijkheid, geven informatiegaten hoge ‘infodemic risks’. Informatiegaten (of ‘data voids’) zijn plekken waar in snel tempo veel zorgen ontstaan, terwijl er nog weinig feiten online staan. Hier verspreiden geruchten zich snel, of erger: bewuste desinformatieverspreiders springen in die gaten. Er wordt momenteel gebouwd aan dashboards die snel dit soort plekken op het internet lokaliseren, zodat tijdig kan worden ingegrepen. In Nederland is de naar informatie zoekende burger grofweg in drie categorieĂ«n onder te verdelen:

  1. Mensen die voornamelijk kabinetsbeleid ondersteunende informatie lezen en delen.
  2. Mensen die voornamelijk informatie delen en lezen waaruit blijkt dat overheidsbeleid te laks is en de ernst van de situatie wordt onderschat.
  3. Mensen die voornamelijk informatie delen en lezen waaruit blijkt dat overheidsbeleid te streng is en de ernst van de situatie wordt overschat.

‘Complotwappies’

Met name de laatste categorie heeft een onevenredig groot aandeel in de verspreiding van desinformatie en wordt dit door hen tevens ingezet als propagandamiddel om zich te verzetten tegen coronabeleid van het kabinet. In de volksmond wordt aan deze groep gerefereerd onder de term ‘complotwappies’ of ‘covidioten’. Dit zijn paraplutermen voor zowel ontkenners van het virus (corona is een hoax) als voorstanders van ‘uit laten razen’ (‘corona is geen killervirus’).

De ‘complotwappies’, complotdenkers of ‘kritische denkers’ vallen uiteen in een aantal groepen:

  1. Mensen die overheidsinformatie wantrouwen en zelf naar alternatieve informatie zoeken.
  2. Mensen die via social media actief campagne voeren tegen de coronamaatregelen. Deze groep vindt vooral aansluiting bij de burger/expertgroep RedTeam, de actiegroep Containtment.nu (actiegroep voor een indambeleid) (mensen die vinden dat de overheid te weinig doet om het virus te bestrijden) of bij coronabetrokkenen met een ‘alternatieve visie’ als Maurice de Hond, Ira Helsloot, Robin Fransman, Wouter Keller, Hans Koppies, Robert Jensen, Lange Frans en Wybren van Haga (mensen die vinden dat de overheid het virus vrij moet verspreiden, zonder maatregelen te treffen), die een alternatieve visie bieden op de gangbare wetenschappelijke visies op SARS-CoV-2.
  3. Mensen die sympathiseren met of lid zijn van de actiegroep Viruswaarheid onder leiding van Willem Engel. Deze groep ontstond uit corona-sceptici, die onder de slogan ‘liefde en geduld’ bezwaar aantekende tegen de in hun ogen vergaande maatregelen
    coronamaatregelen, zich wilde verzetten tegen ‘het nieuwe normaal’ en de macht van de ‘Big Pharma’. De groep organiseerde demonstraties en protesten die in de loop der tijd meer gingen lijken op door de overheid verboden evenementen uit de party scene, dan een ideologische missie. De actiegroep won met name in de zomermaanden veel sympathisanten, maar moest daarna aan invloed en bereik inleveren omdat de groep duidelijker de overtuiging naar buiten bracht dat corona een overheidscomplot zou zijn en in verband werd gebracht met hooligans en radicaal rechtse organisaties. De groep kwam in opspraak door radicale acties zoals telefonische doodsbedreigingen en scheldpartijen aan een woonzorgcentrum, het fotograferen en lastigvallen van mensen in GGD teststraten en het fysiek en telefonisch lastigvallen van schoolbestuurders vanwege de mondkapjesplicht in sommige middelbare scholen.

Polarisatie en verbinding
Wanneer gelijkgestemden onderwerpen met elkaar bespreken, hebben ze de neiging extremer te worden in hun overtuigingen, in plaats van gematigder. In Nederland zien we deze ontwikkeling met de golfbewegingen van de pandemie meebewegen. De aantallen mensen met een uitgesproken standpunt vóór of tegen maatregelen neemt toe. De samenleving polariseert: de ‘kwetsbaren’ die zich afschermen en de ‘niet kwetsbaren’ die doen of er niks aan de hand is. Je bent voor Ăłf tegen mondkapjes. Voor Ăłf tegen Rutte. Om de samenleving bijeen te houden, is het belangrijk deze polarisatie – net als het virus zelf – direct, snel en efficiĂ«nt te bestrijden. Preventie is de beste methode. Tussen twee uitersten zit de verbinding. We moeten het samen doen. Iedereen zit in hetzelfde schuitje. Voor een nog altijd onbekend virus, lopen we eigenlijk allemaal risico.

Een kleine groep verzet zich actief tegen het coronabeleid en probeert dit met kleine en grote acties te ondermijnen. Veruit de meeste sceptici echter houden zich aan de maatregelen, of hebben er respect voor als anderen zich er wel aan willen houden. Bij hen komt de argwaan vooral voort uit het gevoel dat er iets niet klopt, of doordat zij een grote discrepantie zien tussen de Nederlandse informatie over SARS-CoV-2 en informatie uit andere landen, of er een leefstijl op nahoudt waar risico-acceptatie een belangrijk onderdeel van uitmaakt.

Onderzoek tijdens de ebola epidemie in Sierra Leone leerde dat complotdenken vaak samengaat met een zwak vertrouwen in de overheid/overheidsinstanties, deviantie, angst voor inkomstenverlies en angst voor ontwrichting, vaak in combinatie met risico-acceptatie (‘ik accepteer het risico’ want ‘alles moet bij het oude blijven’ dus verwacht ik dat ‘iedereen het risico moet accepteren’). De situatie in Nederland toont grotendeels dezelfde motivaties, terwijl in Nederland ook de onderschattende rol en boodschappen van de overheid een belangrijke rol lijken te spelen. “Het is maar griep.” “Griep is net zo dodelijk.” De boodschappen van het allereerste uur, die met zoveel stelligheid werden gebracht[2], worden nu tegen de beleidsmakers gebruikt. De ernst  van de situatie is niet meer over te brengen.  

Goede informatievoorziening, zeker vanuit de overheid, is zeer belangrijk om de infodemie tegen te gaan. Maar ook wanneer de informatie gemakkelijk beschikbaar en beter te begrijpen zou zijn voor iedereen, zouden er complottheorieĂ«n ontstaan. Conspiracies over vaccins bijvoorbeeld, ontstaan meestal niet door een gebrek aan informatie. Vaak gaan ze niet over de immunologische feiten achter vaccins, maar over macht, identiteit, natuur en geschiedenis.[3] Besteed aandacht aan die diepere existentiĂ«le thema’s, in plaats van mensen met een betweterige toon te onderwijzen – wat vooral verzet oproept.

Transparantie en uitleg over het beleid, het doel en de strategie, is van wezenlijk belang. Waarom doen we wat we doen? Waarom doen we bepaalde dingen niet? Waarom verlaten we nu de routekaart en nemen we een afwijkende beslissing? Waarom wijkt informatie in Nederland af van informatie uit andere landen? Neem de zorgen van burgers serieus en ga erover in gesprek. Een relatief kleine investering, die veel verschil maakt. Mensen die begrijpen waarom bepaalde regels gelden, kunnen ook anderen erop wijzen en zo kan er een gedeelde gedragsnorm ontstaan ten gunste van de bestrijding van het virus.

Auteurs:
Ginny Mooy, Myrna Over, Karlijn Roex

De informatie in dit artikel is gebaseerd op antropologisch onderzoek naar de invloed van gedrag op de ontwikkeling van de coronapandemie. Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beïnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’. Raadpleeg dit document tevens voor meer brontoelichting.


[1] Kieskompas: zin en onzin over het coronavirus (onderzoek van eind april tot begin mei 2020). 15 augustus 2020

[2] Expert overconfidence

[3] Eula Biss (2014). On Immunity. Graywolf Press.

Met Sinterklaas verspreidt corona zich ‘oh zo snel’

Met Sinterklaas verspreidt corona zich ‘oh zo snel’

Op 12 oktober begon de herfstvakantie in vakantieregio noord. De tweede coronagolf dreigde toen als een tsunami de ziekenhuizen te overspoelen. De vakantie kwam net op tijd. De overheid stelde een gedeeltelijke lockdown in per 14 oktober en toen ook de vakantieregio’s midden en zuid op 17 oktober herfstvakantie kregen, daalde het aantal besmettingen vliegensvlug. De exponentiĂ«le groei leek gestopt, daling in de groei leek ingezet. Kabinet en media lonkten al snel weer naar ‘versoepelingen’.

Het optimistische gevoel dat kabinetsmaatregelen zouden hebben gewerkt verspreidde zich, exponentieel. Hoop doet leven. En toen ook twee vaccinontwikkelaars afgelopen week aankondigden dat hun vaccins meer dan negentig procent betrouwbaar zijn en op korte termijn geleverd kunnen worden, raakten met name kabinet en de media in jubelstemming. Bij het praatprogramma Op1 vertelde minister De Jonge, stralend – en misschien een tikkeltje zelfingenomen – dat dit de pandemie ineens totaal verandert. Hoewel het vaccin er nog niet is en zowel de mate als de duur van bescherming tegen besmetting Ăšn de invloed op het ziektebeloop allerminst duidelijk zijn, zit de minister al in de volgende fase: de coronacrisis achter zich laten.

De minister probeert zijn enthousiasme over het vaccin over te brengen aan de bevolking: De Jonge vindt dat ook wij tegen elkaar moeten zeggen dat we in een hele bijzondere fase zijn aanbeland. Maar terwijl de minister op de drempel staat van “de volgende fase in de aanpak van de crisis”, stijgt het aantal positief geteste personen verder en lijkt de verspreiding zich weer te versnellen. Vanaf het hoogtepunt op 30 oktober (ruim 11.000 positieve tests op 1 dag) was er in 10 dagen tijd een razendsnelle daling (ruim 4,5 duizend op 9 november) om daarna weer te stijgen naar ruim 6 duizend (op 21 november) besmettingen per dag. Toch zijn kabinet en adviseurs met hun hoofd vooral in de fase waarin ‘we de coronacrisis achter ons kunnen laten’.

Het kabinet zegt wel te waken voor optimisme, maar kan toch niet onder stoelen of banken steken dat het zelf wel ‘klaar’ is met maatregelen nemen. Afgelopen woensdag zei De Jonge nog dat versoepelingen na 8 december mogelijk zijn, mits er maximaal 1200 besmettingen en 3 IC opnames per dag zijn. Op vrijdag bleek die ondergrens al fors opgeschroefd naar het hogere aantal van 3600 besmettingen en 10 IC opnames per dag. En terwijl de ziekenhuizen een nieuwe toename in patiĂ«nten pas over een week of 2 Ă  3 kunnen verwachten, mogen de restaurants vanaf half december waarschijnlijk weer open. En intenisivist Diederik Gommers mag dit jaar voor Sinterklaas spelen: hij mocht ‘voorspellen’ dat in februari waarschijnlijk evenementen en volle voetbalstadions weer mogen. Het kabinet en zijn adviseurs zijn de route van het perspectief ingeslagen, een zijweg op de pas geĂŻntroduceerde routekaart blijkbaar, waar een dergelijk optimistisch scenario niet op terug te vinden is. Daarmee lijkt het kabinet in de fase van het delirium terecht te zijn gekomen: er is geen besef dat de daling met name door de herfstvakantie zo snel ging, het vaccin er helemaal nog niet is en we nog een feestmaand vol uitdagingen tegemoet gaan.

Helemaal blind voor de ontwikkelingen in de samenleving is het kabinet niet. De premier herinnerde ons er bij de laatste persconferentie aan dat ons gedrag wel een stuk beter kan. Maar hoewel het kabinet beweert zich zorgen te maken over de “spankracht van de samenleving”, maak ik me intussen bijzonder veel zorgen over de ‘spankracht’ bij het kabinet en zijn adviseurs. En terwijl De Jonge nog wat bezorgdheid uit dat we elkaar weleens een derde golf cadeau zouden kunnen geven met kerst, ben ik bezorgd dat het kabinet ons – met cadeautjes in de vorm van nog weer kortere quarantaineperiodes en een te aanstekelijk enthousiasme over vaccins die er nog niet zijn en met nog onbekende (bij)werking – een nieuwe opleving cadeau geeft met sinterklaas.

De scholen zijn open, zonder restricties. Dat het aantal positieve tests na een korte periode van daling, opnieuw toeneemt en vooral onder jongeren, wil ons zeggen dat de aanvankelijke neergang van de tweede golf vooral te danken was aan de herfstvakantie.

Pakjesavond is nog geen twee weken van ons verwijderd. Dat is op sommige plekken goed te zien in de winkelstraten. Zeker na een langdurige periode van stress, onzekerheid en restricties hebben mensen behoefte aan zo’n zalig avondje. Met alle positieve ontwikkelingen en de feeststemming bij sommige politici en adviseurs, groeit bij velen het gevoel: het kan wel. Dat het aantal besmettingen weer toeneemt ontgaat velen. We horen vooral wat we willen horen. Veel mensen zijn coronamoe. Zo ook het kabinet, lijkt het. En hoewel het allemaal zo logisch is en dat er gewoon bij hoort tijdens zo’n pandemie, heeft die coronamoeheid wel invloed op ons gedrag. Het kabinet zou zich moeten realiseren dat gedrag besmettelijker is dan het SARS-CoV-2 virus en dat het optimisme van politici ook zeer aanstekelijk werkt. Voor wie coronamoe is, lijkt de pandemie eigenlijk al voorbij. Zij zijn zich steeds minder bewust van de dreiging. Het naleven van gedragsregels wordt zo steeds makkelijker ‘vergeten’. Als we om ons heen zien dat anderen het niet zo nauw nemen met de regels, zijn we geneigd zelf ook meer risico’s te nemen. Zo komen we samen eens te meer terecht in een neerwaartse spiraal, waar het virus goed van kan profiteren.

Veel mensen zullen pakjesavond samen vieren. Met besmettelijke kinderen, waarvan men denkt dat dat niet zo’n kwaad kan, omdat zij het virus nauwelijks over zouden dragen. Met besmettelijke jongeren, die het overdragen aan hun ouders, kennissen en vrienden en grootouders die ‘het risico wel willen nemen’. Of andersom. En dan nemen jongeren het op hun beurt mee de scholen in. De ouders nemen het mee naar hun werkplek.

De ministers zijn bezig met het vaccin, Gommers is bezig met Feyenoord en de bevolking gaat op pad om de kerstinkopen te doen. Vóór kerst kunnen families en collega’s deze nieuwe, hoopvolle fase in de coronacrisis nog vieren met een hapje in de pas weer geopende restaurants. In de periode van pakjesavond en de weken daarna, verspreidt het virus zich dan ‘oh zo snel’. En wie weet hoeveel mensen Kerstmis en Oud en Nieuw dan kunnen vieren op de IC. Gelukkig voor de zorgmedewerkers, kunnen zij door het zeer doortastende vuurwerkverbod de brokstukken van het kabinetsbeleid dan in alle stilte op hun schouders torsen.

Het coronavirus verspreidt zich met name door gedrag. Niet alleen het gedrag van de bevolking speelt een belangrijke rol, maar ook dat van de overheid en haar adviseurs. Hoe beleidsmakers en burgers elkaar in gedrag beĂŻnvloeden en versterken en daarmee de coronapandemie blijven opstoken, lees je in het onderzoeksrapport ‘Opnieuw Bruggen Bouwen’.

Opnieuw bruggen bouwen (Onderzoekspaper)

Opnieuw bruggen bouwen (Onderzoekspaper)

Hoe gedrag de coronapandemie beĂŻnvloedt
Onderzoekspaper (samenvatting)
Ginny Mooy, Myrna Over, Karlijn Roex
Download het volledige paper hier

Gedrag van mensen die gedurende een lange periode blootstaan aan stress en onzekerheid, is moeilijk beheersbaar. Toch leunt het Nederlandse coronabeleid bijna volledig op ons gedrag. De strategie van ‘maximale controle’ leidt onvermijdelijk steeds weer tot lockdowns en lange perioden van restricties. Dat leidt niet alleen tot langdurige overbelasting van de zorg maar ook tot langdurige ontwrichting van de samenleving. Bovendien leidt het tot veel economische schade, mentale problemen, sociale onrust en kan het tot een nationaal trauma leiden. Ons advies is de strategie te wijzigen naar preventie, een gezamenlijk doel te formuleren (‘nul’ corona), samen eerst een tussendoel te bereiken (samen kerst vieren) en in de lente als samenleving weer tot bloei komen[1] [2].

Hoewel de coronacrisis voor velen van ons de grootste langdurige ramp is die we in ons bestaan meemaken, voelt de situatie vlak en weinig urgent. Bij een echte ramp horen veel sirenes, zorgelijke en afgetobde leiders en een bepaalde mate van saamhorigheid. Tijdens de eerste golf kwam die saamhorigheid en verbinding razendsnel op gang, maar ebde ook even zo snel weer weg. Naast thuiszitten, konden burgers maar weinig bijdragen om de situatie te verbeteren.

Het kabinet, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Outbreak Management Team (OMT) hebben alle touwtjes in handen. De persconferenties zijn gaandeweg steeds minder empathisch geworden. Over het lot van de vele zieken en doden, spreekt premier Rutte zich nauwelijks uit. Het gaat vooral om cijfers, modellen, welke uiterste risico’s we kunnen nemen en af en toe wijst een belerende vinger richting de burgers. Veel mensen voelen zich in de steek gelaten. En waar de Ă©Ă©n besluit dat het dan allemaal wel mee zal vallen met corona, besluit de ander zich maandenlang op te sluiten in huis, terwijl dat misschien niet eens altijd zo strikt nodig is.

Burgers kunnen niet alleen niet daadwerkelijk iets doen om te helpen, maar doen daarnaast blijkbaar in het niets doen ook veel niet goed. En dat is verwarrend. Het kabinet geeft ‘dringende’ adviezen. We mogen zelf bepalen of we daar gehoor aan geven. We worden teruggeworpen op onszelf en het is dan ook niet gek dat veel burgers zich vooral laten leiden door hun eigen behoeften en belangen.

Een leider die Ă©Ă©n van ons is en voor ons werkt, versterkt het gevoel van saamhorigheid en geeft ons een gezamenlijk doel. Een premier die niet op de IC komt maar wel regelmatig uitspreekt dat hij naar de kroeg snakt, stimuleert een frivole, zorgeloze houding. Onder een deel van de bevolking althans. Maar er zijn ook veel burgers die dit als ongepast ervaren. Zij voelen zich in de steek gelaten. Het kabinet is weinig empathisch en lijkt alleen oog te hebben voor een minderheid in de samenleving die knokt voor de ‘vrijheid’ en het liefst zo snel mogelijk van de coronamaatregelen af wil. Van hen mag het virus rondgaan. Terwijl tweederde van de bevolking graag ziet dat het kabinet sneller en harder ingrijpt. Zij vinden geen gehoor. In Nederland ontwikkelt de pandemie zich daardoor niet alleen tot een gezondheidscrisis, maar ook tot een politieke en maatschappelijke crisis. Er ontstaat een gevaarlijke tweespalt in de samenleving. Onduidelijk blijft wat hierin de positie van het kabinet is en welke doelen het kabinet met zijn daden nastreeft. Er lijkt een groot verschil te zijn tussen wat het kabinet zegt te doen en wat het werkelijk doet.

De vrees bij het kabinet om paniek te veroorzaken als nadruk op de gevaren van dit onbekende virus wordt gelegd, werkt onderschatting in de hand en zorgt ervoor dat mensen geen reĂ«le risico-inschatting kunnen maken. Door weifelend en inconsistent beleid is de politiek de bevolking onderweg kwijtgeraakt. Onze ‘volksaard’ vormt geen verklaring voor de kloof die is ontstaan tussen kabinet en burgers bij de bestrijding van het virus. Maatregelen lijken in toenemende mate arbitrair en kunnen op steeds minder steun en begrip rekenen. Burgers raken het spoor bijster, terwijl zij in een crisis juist meer dan anders houvast nodig hebben.

Gedrag is geen knop waar naar believen aan gedraaid kan worden, het moet steeds gefinetuned worden. De grootste uitdaging bij een gezondheidscrisis, is de bevolking steeds bewust te houden van de dreiging en burgers te blijven stimuleren gewenste gedragsregels na te leven. Het voelt heel onnatuurlijk de persoonlijke vrijheid op te offeren. Zeker als de boodschap steeds wisselt: het ene moment is het wenselijk dat een deel van de bevolking grote risico’s neemt en besmet raakt, het volgende moment is dat ineens onwenselijk gedrag.

Het ‘beschermende muurtje’ van premier Rutte wekt de indruk dat groepen in de samenleving afgeschermd kunnen worden. Daarmee is het ongrijpbaar en onbegrijpelijk geworden om in te schatten hoe ons persoonlijk belang samenhangt met het algemeen belang of met andere mensen in de samenleving. We houden ons aan de gedragsregels die voor ons als individuen het meest logisch lijken. Dat ligt niet aan de cultuur, of aan de volksaard, maar aan onze menselijke behoeften. Bovendien hebben burgers zelf het idee weinig invloed te hebben op het verloop van de uitbraak. Het is de overheid die (in bepaalde mate) risicovol gedrag stimuleert, zoals door het openhouden van de scholen, het toestaan van reizen naar risicogebied zonder quarantaine verplichting, of werken in de zorg zonder adequate beschermingsmiddelen. De samenleving moet draaien. Het is dan ook niet meer dan logisch dat burgers die risico’s ook zullen nemen. In veel gevallen is er zelfs geen keuze; niet alle gedrag is vrijwillig, soms kunnen we – door werk, school of andere verplichtingen – niet ontkomen aan risicovolle situaties.   

De mate waarin mensen denken dat ze risico lopen om de ziekte op te lopen en door te geven aan anderen (vatbaarheid) en hoe ernstig zij de gevolgen daarvan inschatten (om zelf besmet te raken en het vervolgens doorgeven aan anderen), wordt ook beĂŻnvloed door gedrag waar men niet aan kan ontkomen. Zo zullen zorgmedewerkers die zonder mondneusmasker zorghandelingen uitvoeren, het risico op besmetting vaak onjuist inschatten. In hun privĂ©leven hanteren zij dezelfde risico-inschatting. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de samenleving gegeven: wat is het nut van het dragen van een mondneusmasker als zorghandelingen bij (potentiĂ«le) COVID-patiĂ«nten onbeschermd doorgang kunnen vinden? Veel burgers komen tot de conclusie: het zal dan toch niet zo besmettelijk zijn. Mede door de duur van de crisis, wordt het voor mensen steeds moeilijker hun eigen aandeel in de verspreiding van het virus te begrijpen[3]. Daarnaast blijkt dat mensen klachten slecht herkennen of een verkeerde inschatting maken (‘het zal wel een verkoudheidje zijn’).

Van de eerste golf hebben we kunnen leren dat met name snelheid en reageren met adequate maatregelen, de voornaamste succesfactoren zijn om het aantal besmettingen snel terug te dringen. We leerden van andere landen, met een succesvolle aanpak, dat daarna het actief opsporen, testen en isoleren van alle gevallen, de enige manier is om de verspreiding laag te houden en de samenleving zo min mogelijk te belemmeren. In Wuhan, waar de uitbraak eind december 2019 begon, kon men in augustus weer terugkeren naar een bijna-normaal bestaan.

Ook in Nederland leek dat – na een ‘intelligente lockdown’ van bijna 3,5 maand – eind juni binnen de mogelijkheden te liggen. De verspreiding was toen zo laag dat we binnen 3 weken, volgens de prognoses, vrijwel virusvrij zouden zijn geweest, als we de intelligente lockdown nog even hadden voortgezet. Kabinet en bevolking waren, begrijpelijkerwijs misschien, ongeduldig. Ondanks vele waarschuwingen, volgden op 1 juli versoepelingen. Dat bleek inderdaad te vroeg. Bovendien waren de maatregelen om het opnieuw opvlammen van het virus te voorkomen (intensief testen, bron- en contactonderzoek en quarantaine) niet op orde. Eind juli had het kabinet zo snel mogelijk in moeten grijpen, om een nieuwe cyclus van exponentiĂ«le groei in de kiem te smoren. Een tweede golf had voorkomen kunnen worden. Maar net als bij de eerste golf nam het kabinet een afwachtende houding aan en greep pas in toen medio oktober de ziekenhuizen weer alarm sloegen.

Doordat de overheid nauwelijks inzet op preventie, voorlichting, voorzorgsmaatregelen en een reële risicoperceptie onder de bevolking, zijn we na de zomervakantie weer in een nieuwe golf aan besmettingen terechtgekomen. Door te laat in te grijpen terwijl er weinig naleving van (gedrags)regels was en de verspreiding in de gemeenschap al hoog was, was een acuut signaal nodig om mensen te motiveren het nalatig gedrag direct om te zetten naar nalevend gedrag. De overheid greep medio oktober pas op het laatste moment in en had toen als laatste redmiddel enkel nog een gedeeltelijke lockdown in de aanbieding.

Een lockdown is het sterkste middel dat de overheid kan inzetten om een onmiddellijk gedragseffect te bewerkstelligen. Eigenlijk is een lockdown niets anders dan het zoveel mogelijk in quarantaine plaatsen (van delen) van de bevolking. Hoe minder mobiliteit en hoe minder nabije sociale contacten, hoe minder kans op overdracht. Dat daarbij niet besmette(lijke) personen ook steeds gehinderd worden in hun sociale en economische levens, moeten we op de koop toenemen. Het lijkt een onevenredig grote investering als het ook anders kan.

Verspreiding voorkomen is niet heel moeilijk als het besmettingsniveau na een eerste lockdownperiode weer heel laag is. Tenminste, als de overheid goede voorzorgsmaatregelen zou treffen op plekken waar mensen zichzelf niet tegen besmetting kunnen beschermen. Op plekken waar zij dat wel kunnen, moeten mensen weten hoe ze besmetting kunnen voorkomen en zich daarnaar gedragen. En waar burgers dat niet kunnen, zou de overheid hen moeten helpen. Door bijvoorbeeld te faciliteren dat mensen dichter bij huis kunnen testen of de preventieve quarantaine financieel en praktisch haalbaar te maken. Maar ook door hen te beschermen tegen andere burgers, die het niet zo nauw nemen met de maatregelen. Want (de mensen uitgezonderd die echt een verhoogd risico op een ernstig ziektebeloop hebben) we zullen bijna allemaal wel momenten hebben dat we denken ‘dat het wel even kan’. Zeker als een besmetting onszelf niet zo hard treft, of het risico gewoon niet zo groot lijkt. Er is daarbij altijd sprake van de inschatting van het persoonlijke risico en het risico dat ons gedrag oplevert voor de ander.

Ook wanneer de overheid zware restricties opwerpt om gedrag te beĂŻnvloeden en sociale interacties te beperken (zoals een lockdown), zal zij moeten blijven investeren in het stimuleren van een juiste risico-inschatting. De behoefte aan sociaal contact en fysieke nabijheid zal juist door maatregelen die sociale isolatie bevorderen, toenemen. Familieleden zullen elkaar bezoeken en juist bij elkaar gezelligheid, steun en troost zoeken. Door veel te investeren in preventie en het vergroten van de intrinsieke Ă©n extrinsieke motivatie (regels en handhaving), kan de overheid een derde golf voorkomen. En daarmee ook een derde lockdown.

Nederland kan het roer omgooien en net als landen als China, Vietnam, Japan, Nieuw-Zeeland, Taiwan, MongoliĂ«, Guinee, Liberia en Sierra Leone binnen afzienbare tijd terug kunnen naar ‘het oude normaal’: een samenleving waar af en toe nog wat kleine uitbraken zullen zijn die direct uitgedoofd kunnen worden, zodat er slechts sporadisch en zeer plaatselijk nog beperkende maatregelen noodzakelijk zijn. Het jojo-effect van verwerven en inleveren van vrijheden, met als dieptepunt terugkerende lockdowns, zijn te wijten aan het huidige Nederlandse beleid. Een strategie van ‘maximale controle’ door pas bij te sturen als de IC’s overspoeld dreigen te raken, zal telkens opnieuw leiden tot hoge viruscirculatie, waarbij (gedeeltelijke of intelligente) lockdowns nog de enige manier vormen om de virusdruk omlaag te brengen. Wie accepteert dat het virus rondgaat, leunt bijna volledig op constant alert en risicomijdend gedrag van de bevolking en dat is praktisch niet haalbaar. Bovendien zet de overheid weinig in op dat bewustzijn onder burgers. Veel mensen zullen in verband met werk, school en zorg voor anderen immers wel risico’s moeten nemen. En als zij in de ene situatie geen andere keuze hebben dan risico’s nemen, zullen zij dat in andere situaties ook doen. Zij beĂŻnvloeden anderen met hun gedrag en op die manier komt de samenleving steeds weer in een neerwaartse spiraal terecht. Met andere woorden: uitgaan van risicomijdend gedrag en eigen verantwoordelijkheid gedurende een lange periode, is niet haalbaar.

Een snelle terugkeer naar een volledig functionerende maatschappij, met veilige scholen, economisch herstel en een sociaal en maatschappelijk leven zoals we dat kennen van vóór het coronatijdperk, is absoluut noodzakelijk. Dit is een haalbaar doel als we de lasten van de bestrijding evenredig – met zijn allen – dragen. De overheid kan hiertoe draagvlak creĂ«ren door een duidelijk doel aan de huidige lockdown te stellen: samen opnieuw beginnen en vervolgens een duidelijk doel en strategie hanteren, waarbij mensen een betere inschatting van hun eigen aandeel kunnen maken.

De overheid kan een saamhorigheidsgevoel kweken door ieders verschillende behoefte aan veiligheid aan elkaar te koppelen. Dat kan en dat moet, want zo zit onze samenleving in elkaar. We zijn allemaal met elkaar verbonden en onderling afhankelijk van elkaar. De gezondheid van ‘mijn’ kapster is van belang, evenals dat van de leerkracht van ‘mijn’ kinderen, dat van ‘mijn’ huisarts, ‘mijn’ ouders die helpen bij het oppassen en ‘mij’ mentaal ondersteunen en het sociale en liefdevolle vangnet geven dat ieder mens nodig heeft. De gezondheid van de bouwvakker is van belang, dat van de politicus, van de brandweer, de caissiùre en de kantoormedewerker. Door mensen inzicht te geven in onze onderlinge verbanden, kan de overheid deze crisis ombuigen naar een gezamenlijke strijd tegen ‘corona’. Wat de burger zelf kan maar toch echt ondersteuning bij nodig heeft? Dichte ruimten, drukke plekken en dichtbij elkaar zijn vermijden. Op vele verschillende manieren zal de overheid dat nog moeten faciliteren. Zoals ervoor zorgen dat er betere ventilatie in binnenruimten komt, dat we vanwege school of werk niet verplicht worden om op drukke plekken te komen en dichtbij elkaar komen ook daadwerkelijk kunnen vermijden.

De overheid zorgt dat alle instrumenten om verspreiding tegen te gaan klaarstaan om na de lockdownperiode bij heropening optimaal te functioneren en investeert tegelijkertijd in een betere informatievoorziening en het creĂ«ren van een samenleving met een reĂ«le risicoperceptie: zowel op het gebied van de eigen gezondheid als de daarmee samenhangende volksgezondheid en het welzijn van de samenleving als geheel. Investeer in alle pijlers van het TTI: snel en laagdrempelig kunnen Testen. Stimuleer mensen goed mee te werken aan het Traceren van de keten van verspreiding en zorg dat er steeds ruim voldoende menskracht is om dat bron- en contactonderzoek uit te voeren. En bovenal: stimuleer mensen zich zoveel mogelijk te Isoleren als zij besmet zijn en in quarantaine te gaan als zij in contact geweest zijn met een besmet persoon. Want testen en traceren geven wel een beeld van de verspreiding, maar voorkomt het natuurlijk niet. Help mensen de isolatie- of quarantaineperiode door te komen, in de breedste zin des woords. Kapsel het virus in en houd het buiten de grenzen. Ook letterlijk: zorg ervoor dat er vanuit het buitenland geen nieuwe besmettingen kunnen binnenkomen. Dat kan door steeds aan alle gaten in de lagen van de respons te blijven sleutelen. En door ons er bewust van te worden, dat ‘een beschermend muurtje’ rond bepaalde groepen een bijzonder slechte verdedigingslinie is gebleken.

Een muur die ons allen beschermt en het coronavirus zoveel mogelijk buiten houdt, is de enige manier waarop de samenleving zoveel mogelijk onbelemmerd door kan draaien. Dat een muur bouwen wat tijd en investering kost, zou ons allemaal duidelijk moeten zijn. Maar als we dat samen doen, kan het een klus zijn die naast veiligheid ook verbinding oplevert.

In het onderzoekspaper ‘Opnieuw bruggen bouwen’ geven we een uitgebreide analyse van de coronacrisis in Nederland en beschrijven we hoe beleid en gedrag elkaar wederzijds beĂŻnvloeden. In dit paper worden aanbevelingen gedaan om gedrag beter te begrijpen en in te zetten om de uitbraak in Nederland tot een minimum te beperken.

Gebaseerd op onderzoek van: Ginny Mooy
Auteurs: Ginny Mooy en Myrna Over
Met bijdragen van: Karlijn Roex


[1] In China, Where the pandemic began, Life is starting to look…normal – New York Times, 23 augustus 2020

[2] Is crushing the curve methode de oplossing voor Nederland tegen coronavirus? – De Nieuws BV, 14 oktober 2020

[3] Effectivity response

Waarom we niet met corona kunnen leven

Misschien is er bij het kabinet geen moed om toe te geven dat er een verkeerde inschatting is gemaakt door groepsimmuniteit na te streven en in te zien dat ‘de beste experts van de wereld’ ook fouten kunnen maken. 

“Eindelijk goed nieuws over corona”, meldde het nieuwsprogramma Nieuwsuur op 9 november. “Een sprankje hoop in deze pandemie”, noemde nieuwszender Al Jazeera de berichtgeving over het veelbelovende coronavaccin van Pfizer. Het ‘hoopgevende vaccin bracht de beurzen direct in juichstemming’, omdat het in de derde en laatste onderzoeksfase 90% effectiviteit laat zien. Het einde van de pandemie zou daarmee in zicht komen.

Het optimisme rond het vaccin is prematuur te noemen. Zo is nog niet duidelijk welke personen op welke manier voor welke duur door het vaccin beschermd kunnen worden. Tevens is het de vraag of het vaccin voldoende effectiviteit zal bieden als het virus muteert. Maar het enthousiasme is begrijpelijk; het biedt perspectief en hoop. De samenleving zou weer zonder restricties kunnen draaien. De hunkering naar een vaccin legt haarfijn bloot: met het nieuwe coronavirus valt niet te leven.

Volgens Minister De Jonge moeten we “inzetten op alles wat perspectief biedt op teruggaan naar het oude normaal.” De minister ziet vaccinatie daarbij als “onze beste troef”, wat in combinatie met “betere behandelingen” en “het veel intensiever testen” in de loop van het nieuwe jaar een teruggang naar het oude normaal moet inzetten. De drie routes naar perspectief, zoals premier Rutte het noemt. De premier en de minister lijken te accepteren dat een derde golf wellicht niet meer te voorkomen is. Misschien is dat te wijten aan het uitgangspunt achter het kabinetsbeleid sinds de uitbraak in Nederland in februari begon: de gedachte dat slechts groepsimmuniteit een einde kan maken aan ‘corona’. Dat een vaccin – in deze fase – niet per se langdurige groepsimmuniteit oplevert, maar misschien eerder collectieve preventie biedt die ook op andere manieren bereikt kan worden, ziet het kabinet over het hoofd.  

De Nederlandse bevolking is nog niet enthousiast over het vaccin. Bijna veertig procent van de bevolking wil zich niet laten vaccineren. Het kabinet staat voor een grote uitdaging om deze burgers van gedachten te laten veranderen. Geen enkele strategie werkt immers, als mensen niet meewerken. Zelfs collectieve vaccinatie niet. Er is geen wondermiddel. Om mensen mee te laten werken, zullen zij er van doordrongen moeten zijn dat preventie noodzakelijk is. En juist daarin is in Nederland weinig tot niets geĂŻnvesteerd.

Om mensen ‘mee te laten werken’ is het noodzakelijk dat zij weten waaraan ze moeten meewerken. En die visie ontbreekt in Nederland. Eigenlijk is de boodschap steeds sussend geweest. Dat het virus verspreidt is niet zo erg, zolang de ouderen en ‘kwetsbaren’ in de samenleving maar niet massaal ziekenhuiszorg nodig hebben. Zij mogen de ‘zorg niet overbelasten’. Het kabinet stuurt op ziekenhuiscapaciteit, iets waar burgers zonder verhoogd risico op een ernstig ziektebeloop weinig invloed op hebben. Niet iedereen wil offers brengen om de ‘kwetsbaren’ te ontzien. Dat is terug te zien aan de verminderde mate waarin burgers zich tijdens de tweede golf aan de maatregelen houden. Om de verspreiding van een virus ‘maximaal te kunnen controleren’ (premier Rutte) is het kabinet afhankelijk van het gedrag van de burger. Zeker in tijden van grote onzekerheid is het op lange termijn sturen van gedrag een hele uitdaging. 

Het kabinet heeft tot nu toe een weifelend en inconsistent beleid gevoerd. Premier Rutte verzekerde de bevolking er steeds van met ‘de beste experts ter wereld’ aan het roer te staan en steeds ‘maximale controle’ te hebben over het virus, terwijl werkelijk alles mis ging. Zo was en is er nog steeds niet afdoende testcapaciteit en bij lange na niet genoeg (competente) menskracht om het bron- en contactonderzoek uit te voeren. Onder de bevolking is er weinig bereidwilligheid tot testen en – erger nog – het naleven van de quarantaine. Testen, traceren, isoleren, dĂ© pijlers onder succesvol bestrijdingsbeleid. Nederland scoort, na negen maanden, nog altijd een matig op alle onderdelen. Het kabinet ging de bestrijding in met een onduidelijk doel: het virus gecontroleerd laten verspreiden in afwachting van groepsimmuniteit – ofwel door middel van natuurlijke infecties of in afwachting van een vaccin. De strategie: het virus maximaal controleren, de meest ‘kwetsbaren’ beschermen tegen infectie, de ziekenhuiszorg niet teveel overbelasten en de samenleving zo min mogelijk te belemmeren. 

Nederland is een van de weinige landen ter wereld waar verspreiding onder de ‘niet kwetsbare’ personen van de bevolking als niet problematisch beschouwd wordt. Ons land kwam met deze strategie op een zevende plaats in de wereldranglijst met de meeste corona-sterfgevallen per honderdduizend inwoners te staan en heeft het, in vergelijking met andere landen, bijzonder slecht gedaan. Het besef dat de strategie niet werkt en het doel juist veel schade aanricht aan de volksgezondheid, de economie en de samenleving, lijkt langzaam in te dalen bij het kabinet. In de kamerbrief van Hugo de Jonge van 17 november jongstleden, wordt voorzichtig een ander doel geschetst: heel Nederland moet terug van risiconiveau 4 (‘zeer ernstig’) naar risiconiveau 1 (‘waakzaam’), waarbij weliswaar nog teveel verspreiding van het virus wordt toegestaan, maar waarbij er toch een breuk gemaakt wordt met de acceptatie dat het virus zich op hoog niveau mag verspreiden.

‘Voorzichtig’ want het kabinet lijkt nog niet bereid zich volledig te committeren aan dit doel. Als het aantal besmette mensen blijft dalen, hoopt en denkt het kabinet dat half december een eerste voorzichtige tussenstap gezet kan worden en stelt daarbij als voorwaarde dat heel Nederland dan binnen de signaalwaarde van risiconiveau 2 moeten zitten. Het einddoel, heel Nederland weer in risiconiveau 1 krijgen, hoopt het kabinet dan in de tweede helft van januari te bereiken. Een strategie om daadwerkelijk en snel terug te keren naar risiconiveau 1, is er niet. Met de huidige maatregelen (zoals afgekondigd op 17 november) en de te verwachten toename in nabije sociale contacten in de feestmaand december, lijkt het doel (het bereiken van niveau 1 in de tweede helft van januari) bij voorbaat onhaalbaar.

De route naar perspectief: vaccin, medicatie en testen. Het voorkomen van verspreiding en een niveau 0, waarbij er nog amper verspreiding is zodat geen maatregelen meer nodig zijn, staat nog niet op de routekaart van het kabinet. Het kabinet weifelt nog altijd en houdt – ook nu er afgetast wordt om over te stappen naar een strategie van minder verspreiding – de deur op een kier om toch sneller te kunnen versoepelen en verspreiding op hoog niveau toch toe te staan. Misschien heeft het kabinet nog niet voldoende geleerd dat ‘golven’ komen en gaan door versoepelingen en aanscherpingen en dat het toestaan van verspreiding onvermijdelijk weer zal leiden tot escalatie. Of misschien is er geen moed om op de schreden terug te keren, toe te geven dat er bij het begin van de uitbraak een verkeerde inschatting is gemaakt door groepsimmuniteit na te streven en in te zien dat ‘de beste experts van de wereld’ ook fouten kunnen maken. 

Om ervoor te zorgen dat we – in afwachting van een vaccin – niet met de ene golf na de andere een derde lockdown in jojo-en, zou het kabinet nu al in moeten zetten op preventie. “Als je een ziekte niet kan krijgen dan kan je het ook niet overdragen op anderen. Als niemand meer de ziekte kan krijgen, dan kan niemand het meer overdragen en kan de ziekte zelfs verdwijnen.” Daar kan een vaccin bij ondersteunen. Het bereiken van blijvende groepsimmuniteit – ofwel door middel van natuurlijke infecties, ofwel door middel van een van de vaccins die nu in ontwikkeling zijn – is nauwelijks haalbaar. Collectieve preventie lijkt het maximaal haalbare, zoals dat ook geldt voor de vaccinaties tegen influenza, bijvoorbeeld. Een vaccin is echter zeker niet de enige manier om verspreiding te voorkomen. Andere landen bewijzen dat door volledig in te zetten op preventie, zoals een vaccin dat ook doet, verspreiding voorkomen kan worden.

Er is geen beter moment om voor een nieuw doel en een nieuwe strategie te kiezen dan in de daling van de tweede golf. Ons eerste vooruitzicht: samen Kerstmis kunnen vieren en de verspreiding toch op een heel laag niveau houden. Ons tweede vooruitzicht: in de lente is de uitbraak in Nederland onder controle. Iedere nieuwe besmetting kan achterhaald en geïsoleerd worden. Alle nieuwe brandhaarden kunnen opgespoord en geblust worden. Nederland is grotendeels vrij van ‘corona’ en de samenleving kan weer tot bloei komen. De bevolking kan rustig wennen aan het nieuwe vaccin en een nieuw kabinet kan zich dan buigen over het samenbrengen van het oude en het nieuwe normaal.

Dit artikel is onderdeel van het onderzoekspaper ‘Opnieuw bruggen bouwen’ (download hier).